Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ5259

Datum uitspraak2004-07-07
Datum gepubliceerd2004-07-26
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
ZaaknummersAWB 03/1258 AW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Eiseres verricht sedert 1983 freelance werkzaamheden bij het CBS, laatstelijk als telefonisch interviewer bij de taakgroep Cotel, onderdeel van de sector Enquêtering Personen. Sedert 1 januari 2000 heeft eiseres een vaste aanstelling. Overeenkomstig artikel 6b, lid 2, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) is het aantal garantie-uren vastgesteld op 20 uren per maand. Bij brief van 4 juli 2002 is namens eiseres een verzoek ingediend om de aanstelling van eiseres te wijzigen in die zin dat deze wordt omgezet in een vaste aanstelling voor tenminste 26 uren per week. Bij besluit van 14 oktober 2002 is dit verzoek afgewezen. Bij brief van 22 november 2002 is namens eiseres tegen dat besluit bezwaar gemaakt bij verweerder. Met ingang van 1 januari 2003 heeft verweerder het aantal garantie-uren voor de Cotel-interviewers, en aldus ook voor eiseres, verhoogd naar 40 uren per maand.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Reg.nr.: AWB 03 / 1258 AW UITSPRAAK van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken in het geding tussen T.M.E. Gielkens te Landgraaf, eiseres, en de Directeur-generaal van de Statistiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) -afdeling Personeel en Organisatie-, gevestigd te Heerlen, verweerder. Datum bestreden besluit: 16 juli 2003. Kenmerk: POI/A&R/3025988. Behandeling ter zitting: 4 mei 2004. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING. Bij het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit van 16 juli 2003 heeft de Minister van Economische Zaken, namens deze de adjunct secretaris-generaal, een namens eiseres ingediend bezwaarschrift van 22 november 2002 tegen een door de Minister van Economische Zaken, namens deze de Directeur-generaal van de Statistiek, genomen besluit van 14 oktober 2002 ongegrond verklaard. Het besluit van 16 juli 2003 is bij schrijven van 21 april 2004 bekrachtigd door de Directeur-generaal van de Statistiek, die met ingang van 3 januari 2004 ingevolge de Wet op het CBS wordt aangemerkt als bestuursorgaan en in wettelijke procedures en rechtsgedingen treedt. In het navolgende wordt onder verweerder eveneens nog de Minister van Economische Zaken verstaan. Tegen eerstgenoemd besluit is namens eiseres op 26 augustus 2003 beroep ingesteld. De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingezonden stukken zijn in kopie aan de gemachtigde van eiseres gezonden, evenals het door verweerder ingediende verweerschrift. Bij brief van 3 december 2003 heeft de gemachtigde van eiseres op voormeld verweerschrift gereageerd. Het beroep is behandeld ter zitting van deze rechtbank op 4 mei 2004, alwaar eiseres in persoon is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. M.C.W.C. van Zon, regiojuriste bij ABVAKABO. Verweerder heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door mr. R.A.B. Bollen en de heer De Witte, plaatsvervangend directeur. II. OVERWEGINGEN. 1. De feiten. Eiseres verricht sedert 1983 freelance werkzaamheden bij het CBS, laatstelijk als telefonisch interviewer bij de taakgroep Cotel, onderdeel van de sector Enquêtering Personen. Sedert 1 januari 2000 heeft eiseres een vaste aanstelling. Overeenkomstig artikel 6b, lid 2, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) is het aantal garantie-uren vastgesteld op 20 uren per maand. Bij brief van 4 juli 2002 is namens eiseres een verzoek ingediend om de aanstelling van eiseres te wijzigen in die zin dat deze wordt omgezet in een vaste aanstelling voor tenminste 26 uren per week. Bij besluit van 14 oktober 2002 is dit verzoek afgewezen. Bij brief van 22 november 2002 is namens eiseres tegen dat besluit bezwaar gemaakt bij verweerder. Met ingang van 1 januari 2003 heeft verweerder het aantal garantie-uren voor de Cotel-interviewers, en aldus ook voor eiseres, verhoogd naar 40 uren per maand. Eiseres en haar gemachtigde zijn in de gelegenheid gesteld om op 7 juli 2003 op het bezwaar te worden gehoord. 2. Het besluit. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaarschrift van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder volgt daarbij het advies van de Commissie advisering bezwaarschriften personeelsleden EZ (bezwarencommissie). Verweerder stoelt het besluit op de overwegingen dat inherent aan de werkzaamheden van Cotel-interviewers is dat er geen vast aantal uren bepaald kan worden en dat de keuze voor het aantal garantie-uren bij het bevoegd gezag is gelegd. 3. Het beroep. Eiseres kan zich met voormeld standpunt van verweerder niet verenigen. Daartoe is in beroep aangevoerd dat er geen reden is om eiseres niet een aanstelling met een vast aantal uren te geven dan wel, voor zover dit niet mogelijk is, een aanstelling met een hoger aantal garantie-uren. Hiertoe is van belang dat in de praktijk geen sprake is van een fluctuerend werkaanbod. Eiseres heeft de afgelopen vier jaren gemiddeld 26 tot 28 uren per week gewerkt. Het aantal garantie-uren houdt dan ook geen verband met het aantal uren dat eiseres normaliter werkt. Ook is eiseres al jaren voor minstens 26 uren per week beschikbaar. Met het feit dat verweerder alle interviewers hetzelfde aantal garantie-uren geeft, miskent verweerder dat zij allen verschillend zijn en onder verschillende omstandigheden werken. Er is geen reden om eiseres met het oog op haar collega's een lager aantal garantie-uren te geven. Het besluit is onvoldoende gemotiveerd en onzorgvuldig voorbereid. Gevorderd wordt een gegrondverklaring van het beroep. 4. De beoordeling. De rechtbank dient in dit geding te beoordelen of het bestreden besluit in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel dan wel met enig algemeen rechtsbeginsel. Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder het verzoek van eiseres om wijziging van haar aanstelling op goede gronden heeft afgewezen. De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende. In artikel 6b van het ARAR is -voorzover hier van belang- het volgende neergelegd: 1. De aanstelling geschiedt voor een vast aantal uren of voor een variabel aantal uren. 2. Indien de aanstelling geschiedt voor een variabel aantal uren wordt daarbij een aantal garantie-uren bepaald. Dit artikel is bij Besluit van 13 november 1999 houdende wijziging van het ARAR en enkele andere besluiten in verband met de formalisering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk 1999-2000 ingevoegd. In de nota van toelichting is over dit artikel het volgende opgemerkt. “Een van de onderdelen van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk 1999-2000 betreft het verbod op nul-uren aanstellingen. Met dit verbod wordt beoogd meer zekerheid te verschaffen aan oproepkrachten. Gezocht is naar een binnen het ARAR passende vertaling van een dergelijk verbod. Gekozen is voor het invoegen van een nieuw artikel 6b waarbij geen verbod op nul-uren aanstellingen wordt ingevoerd maar de bepaling dat bij aanstellingen die geschieden voor een variabel aantal uren altijd een aantal garantie-uren bepaald dient te worden. Dit minimum aantal uren houdt de garantie in dat de ambtenaar minimaal voor dit aantal uren wordt opgeroepen of indien dat niet gebeurt in ieder geval recht heeft op salaris over dit minimum aantal uren. De keuze voor het bepalen van het aantal garantie-uren is bij het bevoegd gezag gelegd. Er kan gekozen worden voor een vast aantal garantie-uren per week of per maand maar een minimum op jaarbasis is ook mogelijk.” De rechtbank stelt vast dat niet alleen de keuze voor het bepalen van het aantal garantie uren (lid 2) maar ook de keuze voor een vast aantal uren of een variabel aantal uren (lid 1) bij het bevoegd gezag rust, hetgeen gelet op de gronden van beroep ook niet wordt bestreden. Ten aanzien van het door verweerder gebruik maken van bovenvermelde bevoegdheden is van belang dat de rechter terughoudendheid moet betrachten bij de beoordeling van de rechtmatigheid van die besluitonderdelen. Verweerders besluit terzake dient dezerzijds dan ook te worden gerespecteerd, tenzij gezegd moet worden dat verweerder bij de uitoefening van die bevoegdheden in strijd heeft gehandeld met een geschreven of ongeschreven rechtsregel dan wel met enig algemeen rechtsbeginsel. Daarbij dient de rechtbank zich, gelet op artikel 3:4, tweede lid, van de Awb, te beperken tot de vraag of sprake is van zodanige onevenwichtigheid van de afweging van de betrokken belangen dat moet worden geoordeeld dat verweerder niet in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen. Eiseres stelt zich op het standpunt dat ze primair aanspraak maakt op een aanstelling voor een vast aantal uren in plaats van een aanstelling met een variabel aantal uren. Subsidiair is aangevoerd dat er, voor zover eiseres niet in aanmerking komt voor een aanstelling voor een vast aantal uren, bij de huidige aanstelling meer garantie-uren dienen te worden bepaald. Verweerder heeft aangevoerd dat aan alle Cotel-interviewers, zoals eiseres, destijds een aanstelling is geboden voor 20 garantie-uren per maand. Uitzonderingen op dit beleid worden in verband met eventuele precedentwerking niet gemaakt. Achtergrond van deze constructie is dat de werkzaamheden van de Cotel-interviewers enerzijds afhankelijk zijn van het reguliere werkaanbod en anderzijds van het aantal contracten dat het CBS sluit met (externe) partners. Dit kan per jaar variëren. Inherent aan de werkzaamheden van de Cotel-interviewers is dan ook dat er geen vast aantal uren bepaald kan worden. Weliswaar kan in een individueel geval het werkaanbod niet als fluctuerend worden ervaren, maar daarmee is niet gezegd dat het werkaanbod voor de totale groep Cotel-interviewers niet fluctuerend zou zijn. Het feit dat eiseres de afgelopen jaren voor tenminste 26 uren per week beschikbaar was, doet hier niet aan af. Meer rechtszekerheid is in deze constructie niet afdwingbaar. Het bevoegd gezag heeft indertijd gekozen voor een aanstelling voor een variabel aantal uren met 20 garantie-uren per maand, en na het bestreden besluit met 40 garantie-uren per maand. In het verweerschrift is nog uiteengezet dat een aanstelling voor een vast aantal uren in combinatie met de tijdelijke geldstromen problemen kan opleveren. Als de tijdelijke geldstromen stoppen moeten medewerkers worden ontslagen, en als er weer nieuwe tijdelijke geldstromen binnenkomen moeten weer -onervaren- mensen worden aangenomen. De huidige combinatie van een vaste formatie bij de taakgroep Cotel van 23 vte, een derde geldstroom en de garantie-uren zorgt ervoor dat tot nu toe aan 60-70 mensen gemiddeld bijna 20 uren per week kan worden geboden. Het aantal te bepalen garantie-uren is echter afhankelijk van de beschikbare formatieruimte, de 23 vte. Daarboven kunnen niet meer uren gegarandeerd worden omdat het om tijdelijke geldstromen gaat. Indien circa 70 medewerkers 40 uur per maand werken, blijft dit binnen de begrenzing van de 23 vte. Daarbij is in het verweerschrift eveneens opgemerkt dat medio 2003 duidelijk is geworden dat het werkaanbod zou afnemen door het vervallen van het niet CBS-deel van het Onderzoek Verplaatsingsgedrag van de Adviesdienst Verkeer en Vervoer van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (OVG) met ingang van 1 januari 2004. Afhankelijk van de kwaliteit van de externe verzamelde gegevens voor het OVG, vervalt in de tweede helft van 2004 ook nog het resterende CBS-deel. Met dit onderzoek zijn ongeveer 20 Cotelmedewerkers belast, waaronder ook eiseres. In plaats van deze 20 medewerkers middels een reorganisatie als herplaatsingskandidaat aan te merken en, als herplaatsing niet mogelijk is, ontslag te verlenen, is besloten alle Cotelinterviewers minder (variabele) uren in te roosteren. Tenslotte is opgemerkt dat flexibele inzet voor de werkgever van groot belang is, echter ook voor veel van de medewerkers. De rechtbank acht de keuze van verweerder voor een aanstelling met variabele uren niet onredelijk en voldoende gemotiveerd. Hierbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat eiseres als gevolg van de invoering van artikel 6b van het ARAR op 1 januari 2000 een vaste aanstelling is geboden en dat, gelet op de toelichting, met de invoering van dit artikel (slechts) is beoogd om een minimumgarantie aan oproepkrachten te bieden. Niet kan worden gezegd dat bij 20 garantie-uren, inmiddels 40 garantie-uren, per maand deze minimale zekerheid niet is verschaft. Namens eiseres is in de brief van 3 december 2003, als reactie op het verweer, aangevoerd dat niet iedere medewerker een wijziging van 20 naar 40 vaste uren wenste en dat deze contracten zijn teruggezet naar 20 uren. De beschikbaar gekomen uren zijn niet verdeeld over de andere mede-werkers zodat verweerder deze aan eiseres had kunnen aanbieden. Voorts is betoogd dat er geen reden is om aan te nemen dat er in de toekomst niet voldoende werk zal zijn, waarbij is gewezen op plannen binnen het CBS om een groot contact-centrum op te zetten. Namens verweerder is ter zitting hiertegen ingebracht dat de lege formatieruimte wordt gebruikt als buffer om, als de financiering stopt, (nog) geen medewerkers te hoeven ontslaan. Met de komst van het contact-centrum zullen als gevolg van een bundeling van activiteiten de werkzaamheden na enige tijd afnemen. De rechtbank is er niet van overtuigd geraakt dat in de nabije toekomst het werkaanbod op peil zal blijven. Dit blijft een onzekere, toekomstige factor. Verweerder heeft in hetgeen in de brief van 3 december 2003 alsmede hetgeen ter zitting van de kant van eiseres is aangevoerd, dan ook geen aanleiding hoeven zien om de aanstelling van eiseres te wijzigen. In de brief van 3 december 2003 is verder aangevoerd dat aan alle interviewers in het veld (het thuis afnemen van interviews) wel een aanstelling is verleend met een op de persoon afgestemd aantal vaste uren, gebaseerd op het aantal uren dat in het jaar 2000 is gewerkt. De rechtbank acht deze beroepsgrond voldoende weerlegd nu de gemachtigde van verweerder ter zitting heeft aangegeven dat de aanstelling van deze medewerkers is gebaseerd op een vaste formatieruimte en niet afhankelijk is van tijdelijke geldstromen. Derhalve kan hier niet gesproken worden van een vergelijkbare situatie met die van eiseres, zodat het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt. Tenslotte is aangevoerd dat indien eiseres een hoger aantal garantie-uren krijgt zij, in het geval de tijdelijke geldstromen zouden stoppen, aanspraak kan maken op een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW). Indien eiseres thans een dienst (vier uur) minder werkt, levert haar dit geen aanspraak op een WW-uitkering op omdat het aantal verloren arbeidsuren te laag is. De gemachtigde van verweerder ter zitting heeft in dit kader opgemerkt dat begrip is voor de situatie van eiseres, maar dat het door eiseres omschreven gevolg inherent is aan de aanstelling en dat, zoals uiteengezet, niet meer uren kunnen worden gegarandeerd. De rechtbank sluit zich hierbij aan. Verweerder heeft in dit gevolg geen reden hoeven zien om het verzoek van eiseres in te willigen. Hetgeen namens eiseres overigens is aangevoerd, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. In het kader van de aan verweerder toekomende bevoegdheid en de bijbehorende afstandelijke toets komt de rechtbank tot het oordeel dat niet gezegd kan worden dat verweerder niet tot afwijzing van de aanvraag van eiseres had kunnen komen. Verweerder heeft op goede gronden kunnen besluiten om het primaire verzoek van eiseres om een aanstelling met een vast aantal uren af te wijzen. Gelet op het voorgaande, heeft verweerder eveneens op goede gronden kunnen besluiten om het subsidiaire verzoek tot het toekennen van een hoger aantal garantie-uren niet te honoreren. Ook overigens is de rechtbank niet gebleken dat het bestreden besluit in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel dan wel met enig algemeen rechtsbeginsel, zodat het beroep van eiseres voor ongegrond moet worden gehouden. Op grond van het bepaalde in artikel 8:70 van de Awb wordt als volgt beslist. III. BESLISSING. De rechtbank Maastricht: verklaart het beroep ongegrond. Aldus gedaan door mr. M.C.A.E. van Binnebeke in tegenwoordigheid van mr. I.H.J. van Neer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2004 door mr. Van Binnebeke voornoemd in tegenwoordigheid van voornoemde griffier. w.g. I. van Neer w.g. M.C. van Binnebeke Voor eensluidend afschrift, de griffier, Verzonden: 7 juli 2004 Voor een belanghebbende en het bestuursorgaan staat tegen deze uitspraak het rechtsmiddel hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. De termijn voor het instellen van het hoger beroep bedraagt zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak. Bij een spoedeisend belang bestaat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan, nadat hoger beroep is ingesteld, tevens de mogelijkheid om de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep te verzoeken een voorlopige voorziening te treffen, als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.